Vaarman Boogie bevaart de Marowijne, de grens tussen Suriname en Frans-Guyana, om essentiële vracht te leveren aan afgelegen Marron- en inheemse gemeenschappen. Hoewel deze bosbewoners hun eigen voedsel verbouwen, zijn ze steeds afhankelijker van schippers voor hun dagelijkse benodigdheden. Klimaatgerelateerde overstromingen en droogtes verwoesten hun oogsten en goudwinning vergiftigt het water. Wanneer Boogie door zijn clanleiders wordt opgeroepen om de rechtszaak van zijn neef bij te wonen, beginnen de eisen van zijn werk te botsen met zijn traditionele taken. Tijdens een kronkelige reis ver stroomopwaarts worden de stromingen steeds onvoorspelbaarder.
