Troy groeit op in Brooklyn in de jaren '70. Moeder is de spil van de familie en vader een koppige jazz-muzikant. Vier vervelende broertjes pesten elkaar en de buurtbewoners. Door omstandigheden wordt Troy een tijdje bij haar oom en tante geplaatst. Zij houden er andere opvoedingsmethoden op na. Ondertussen wordt Troys moeder ziek.