Een leraar die zonder reden al zes maanden in hechtenis verblijft krijgt te horen dat hij ondanks het verbod op echtelijke bezoeken toch toestemming krijgt om zijn vrouw te ontmoeten. Als hij vraagt hoe ze tot dit besluit zijn gekomen, antwoorden ze hem dat het voortkomt uit goedheid. De gevangene vindt het maar moeilijk om dit te geloven, maar kijkt tegelijkertijd erg uit naar een spaarzaam moment samen met zijn vrouw. Als ze kort voor hun ontmoeting ziek wordt en haar zus stuurt om haar plaats te vervangen, komt de leraar voor een onverwachte ethische kwestie te staan.